>>>  Laatst gewijzigd: 16 juni 2023   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Mooij 'Taal en Verlangen' Antoine MOOIJ
Taal en verlangen - Lacans theorie van de psychoanalyse
Meppel: Boom, 1975/1, 1983/5; 261 blzn.;
ISBN 90 6009 1892

Psychoanalyse en wetenschap

Taal en Verlangen roept een aantal gedachten bij me op. Bijvoorbeeld de noodzaak van het volgen van de ontwikkeling in Freud's begrippen (p.11/12). Hoe moeizaam dat soort werk ook is, ik vind net als Mooij dat dat de enige manier is om Freud diepgaand te interpreteren. Zo wordt Freud's eigen interpretatiekader duidelijker en kun je controleren in hoeverre latere Freudianen veranderingen in dat kader hebben aangebracht en hoe dan wel precies.

Wat ik ook boeiend vind is de op p.12-14 besproken kwestie in hoeverre de psychoanalyse te situeren is binnen de gevestigde indeling van wetenschappen en praktijken. Het gegeven dat dat moeilijk kan, brengt de wetenschappelijke arbeidsdeling aan het wankelen. Naar mijn idee is dat een heel goed ding. Psychoanalyse zou een synthetische wetenschap kunnen zijn.

[Ik heb me altijd geërgerd aan die indeling in wetenschappelijke disciplines als gevolg van een steeds verder gaande specialisatie, vooral op het vlak van sociale / gedrags- / maatschappij- / menswetenschappen. Psychologie, sociale psychologie, agologie, sociologie, economie, culturele en biologische antropologie, filosofie, de raakvlakken zijn groot en alle pretenties over het 'eigen vakgebied' zo gemakkelijk door te prikken. De eenheid van individuele beleving en de samenleving, en dan nog gekoppeld aan historische ontwikkelingen, is dermate groot dat je bij fundamentele problemen op dat vlak toch alle grenzen tussen de wetenschappen overschrijdt. Specialisatie is vereenvoudiging, is afzien van samenhangen en complexiteit. We hebben synthese nodig om de werkelijkheid te begrijpen.]

[Norbert Elias (in Vrij Nederland, de bijlage van 01/12/1984) gaat nog veel verder, en terecht vind ik:]

["Sociologen hebben een defensieve houding tegenover de biologie, omdat ze bang zijn dat de sociologie in de biologie zal oplossen. Maar ik ben van mening dat je geen theorie over menselijk handelen kunt vormen zonder te weten hoe het organisme in elkaar zit, welke functies het heeft; als je kennistheorieën ontwerpt zonder op de hoogte te zijn van de structuur van de hersenen, dan is er echt iets fout."(p.12).]

Zo gauw je in termen denkt van een wederzijdse beïnvloeding van lichaam en geest, en van individu en samenleving, en dat alles binnen een historische dimensie, dan kun je je niet meer beperken tot één specialisme. Freud heeft dat ook geweten, heeft zich uit de neurologie losgewerkt en zich ontwikkeld naar een psychoanalyse die zowel oog had voor de individuele ervaring als voor de biologische en maatschappelijke structurering ervan.

Hoe belangrijk is taal?

Belangrijker zijn de opmerkingen op p.16 over regels:

"De entree tot de orde van de taal en de talige kultuur staat dus gelijk met een zich onderwerpen aan regels: geboden en verboden. Dit zich onderwerpen aan regels is volgens Freud de kern van het oedipale gebeuren. (...) Deze konfrontatie met regels is echter tevens de konfrontatie met anderen, die zich ook aan de regels houden (of dat niet doen)."(spelling als in het boek).

[Zoals ook Lacan houdt Mooij het zeer talig. Lacan's retour naar Freud waag ik echter te relativeren. De structuralistische taalwetenschap wordt zonder meer op Freud losgelaten. Dat mag, maar dat is geen retour. Is hermeneutisch gesproken een retour naar Freud of naar wie ook wel ooit mogelijk? Je kunt, denk ik, hooguit proberen Freud te bestuderen en te interpreteren vanuit een ander, nieuwer, interpretatiekader. Je kunt hooguit de bronnen opnieuw zorgvuldig raadplegen, maar je doet dat altijd vanuit een andere tijd, een andere context. Door Lacan is de nadruk nogal op het talige aspect van de psychoanalyse komen te liggen.]

[Je leert als kind niet alleen talige regels. Je leert even snel, zo niet sneller, niet-talige regels. Ook niet-talige tekensystemen kunnen geboden en verboden overbrengen. Een frons in iemands gezicht, een boze blik, kan genoeg zijn. Andersom hoeft een talig verbod soms niet serieus genomen te worden, omdat paralinguïstische / non-verbale tekens dat duidelijk maken.]

Nadenken over het non-verbale schijnt niet te kunnen in Frankrijk, te meer omdat De Saussure blijkbaar de referentie van tekens geen plaats heeft toegewezen binnen zijn theorie.

"Een feit is dat de verwijzing naar de buitentalige werkelijkheid uit dit model is geweerd. Het teken wordt niet omschreven als iets dat naar een voorwerp verwijst, maar als een intern en extern verschil."(p.58)

[Zoals eerder opgemerkt vormen semantiek en pragmatiek een groot probleem voor degenen die structurele, formele modellen willen en alleen vertrouwen op logica en wiskundige exactheid. Ik ken het van het logisch positivisme. En het mag bekend verondersteld worden dat de bruikbaarheid van dergelijke taalfilosofie voor het begrijpen van de alledaagse intermenselijke communicatie en zelfs voor de wetenschap bijzonder problematisch is. 'Langue' is belangrijk, maar naar mijn smaak 'parole' nog meer. En voor dat laatste heb je de semantiek en de pragmatiek nodig.]

Psychoanalyse en hermeneutiek

Mooij's weergave van de kenmerken van het verhaal (p.92-93) en over wat de psychoanalyticus daar mee doet (p.93-95, ook 90b) is interessant. Er wordt hier ook van hermeneutiek gesproken:

"Men zou echter staande kunnen houden dat in de ontwikkeling van de hermeneutische beweging de nadruk is komen te liggen op het streven de auteur beter te verstaan dan hij zichzelf verstaan heeft (en kon!). Freuds opzet is dezelfde."(p.101)

Een voorbeeld daarvan staat op p.178-180, waar het gaat over het belang voor de praktijk.

[Mooij's bespreking van Lacan sla ik over. Ik denk werkelijk dat mensen elkaar alleen maar beter kunnen leren begrijpen, wanneer ze proberen ALLE tekensystemen in de intermenselijke communicatie bewust te interpreteren. Het non-verbale is even belangrijk als het verbale. Zonder kijk op het lijf geen goede interpretaties.]

De psychoanalyticus beperkt zich in feite al door de cliënt op de divan te leggen en achter hem te gaan zitten. A.W.M.Mooij (Psychoanalyse en regels p.29, 37, 45-48) geeft argumenten voor die reductie. De afwending van de buitenwereld is noodzakelijk om de schijnwereld van de cliënt te kunnen oproepen. Een vis-à-vis-opstelling, zoals in veel psychotherapie, laat dat niet toe. Men objectiveert elkaar eerder wanneer het elkaar zien mogelijk wordt. De verglijdende interpretatieve aandacht van de psychoanalyticus en de vrije associatie van de cliënt worden belemmerd, omdat je door elkaar te zien meteen aan elkaar tegenwoordig bent. Wanneer je in een meer op conversatie gerichte opstelling zit, ben je als therapeut geneigd een actievere rol te gaan spelen. Je kunt alleen maar luisteren (nou ja ... alleen maar ...). En dat leidt er inderdaad toe dat je je vooral richt op de talige tekens.

[Mooij zit wat dat betreft dus op de lijn van Lacan. Het lijkt me waar dat het verkrijgen van een adequate interpretatie van iemand moeilijker wordt, wanneer je met een vis-à-vis-opstelling werkt, simpelweg omdat je met meer tekensystemen te maken hebt. Maar een reductie in psychoanalytische zin lijkt mij desondanks een onverantwoorde vereenvoudiging. Ik merk hoe sterk ik het met Van Zoest (Semiotiek, p.49) eens ben dat de zeggingskracht van symptomen (onwillekeurig uitgezonden tekens) vele malen groter is dan die van signalen (bewust en willekeurig uitgezonden tekens). Signalen lijken me vaak talig. Hoewel dat niet noodzakelijk is: je kunt bepaalde niet-talige tekens zoals een gezichtsuitdrukking wel spelen.]

[Ik begrijp het ook niet wanneer ik naar de psychoanalytische praktijk kijk. Probeert men daar niet ook juist de symptomen in het verhaal van de cliënt op te sporen? Bijvoorbeeld de stiltes, de versprekingen, de koppelingen tussen bepaalde tekens, de aarzelingen? Daarom vraag ik me dus af hoe talig de psychoanalyse nu eigenlijk is. Want ook al zit je onzichtbaar achter je cliënt verborgen, en ook al luister je 'alleen maar', dan nog hoor je allerlei niet-talige tekensystemen (Van Zoest noemt die paralinguïstisch) als intonaties, snelheid van spreken, weifelende zinnen, stiltes. En zijn die niet het grootste belang om het onbewuste op het spoor te komen? Ik kan Van Zoest's conclusie onderschrijven: "Er is dus een existentiële hiërarchie van tekensystemen, waarbij het onberedeneerde, het instinctieve, het duidelijk wint van het beredeneerbare, het rationele."(p.49)]

[Ik zou zelfs nog verder willen gaan. Zou de interpretatie binnen een psychotherapeutische sessie niet aan rijkdom en waarheid winnen, wanneer je als therapeut ook de tekens van de gezichtsuitdrukkingen, lichaamshoudingen, bewegingen, of de tekens van iemands creatieve uitingen als tekeningen, zang, dans, dagboek, gedicht in je interpretatie betrekt?]

[Ik vind daarom Lacan's benadering eenzijdig. Veel interessanter is het laatste deel van Mooij's boek, vanaf p.199, zeg maar.]

Nogmaals psychoanalyse en wetenschap

H. Hartmann (met zijn egopsychologie) en anderen willen een natuurwetenschappelijk verklarende psychoanalyse bedrijven. Daartegenover treffen we de 'verstehende Psychoanalyse' aan vanuit de hermeneutische traditie.

"Deze twee richtingen zijn inderdaad elkaars antipoden omdat de zogenaamde geesteswetenschappelijke psychologie ontstaan is uit een verzetshouding tegen een psychologie die geen rekening hield met gevoelens, strevingen, doeleinden, wensen en idealen, zoals geschiedde in de toenmalige overwegend fysiologisch georiënteerde psychologie en in het vroege behaviorisme."(p.199)

[Zet daar Lacan's wantrouwen over het gevoel in de psychoanalyse (p.170) tegenover en je vraagt je meteen af waar Lacan staat in die methodendiscussie. Ik denk dichter bij de egopsychologie, zoals structuralisme altijd dichter bij natuurwetenschappelijke methoden lijkt te staan omdat die formeel, exact, generaliserend zijn.]

Mooij's weergave eindigt niet geheel bevredigend.

"De verstehende psychologie beperkt zich tot zinsamenhangen in de dimensie van het bewust geïntendeerde."(p.200)

De psychoanalyse gaat dus verder door het onbewuste als dimensie op te nemen. P.C.Kuiper wordt geciteerd. De methode kan echter gelijk blijven, hoewel Mooij daar verder niet op in gaat:

".. de tegenstelling tussen verstaan en verklaren bleek minder fundamenteel dan werd gedacht."(p.201)

[Ik begrijp niet waar dat vandaan komt. De psychoanalyse zou dus overbruggend kunnen werken, bijvoorbeeld doordat ze de link legt tussen biologie en psychologie (200, 208) ??? Ik zie het niet.]

De relatie filosofie - psychoanalyse wordt op p.202 e.v. besproken. Het cartesiaanse en husserliaanse optimisme over de zelf-evidentie van het bewustzijn wordt door de psychoanalyse ondergraven: psychoanalyse is uiteraard radicale kritiek op elke bewustzijnsfilosofie (202-205).

Ook Kant's filosofie gaat niet op want subjectivering en antropocentrisme worden in de psychoanalyse ongedaan gemaakt:

"De mens is niet de oorzaak van zichzelf en geen enkel subjekt is dit en evenmin konstitueert het subjekt het objekt der ervaring, omdat de symbolische orde de mogelijkheidsvoorwaarde is van een symbolisch gekarakteriseerde werkelijkheidskennis én van een bestaanswijze als subjekt."(207; spelling naar het boek)

Ook vrijheid en autonomie zijn daarmee onmogelijk:

"De menselijke bestaanswijze is door deze thema's bij Lacan fundamenteel eindig: zijn wereld is door vaste kaders ontsloten maar tevens besloten, zijn vrijheid is gelegen in de onderwerping."(209)

[Zie hier de structuralistische decentralisatie van het subject, de dehumanisering, en het bijbehorende slechte taalgebruik. Ik heb ook deze laatste positie altijd als eenzijdig ervaren. Hoewel ik het prima vind dat allerlei bewustzijnsfilosofische illusies van het vrij constituerende subject de grond in worden getrapt, lijkt zo toch weer elke mogelijkheid tot het veranderen van jezelf, je gedrag, de samenleving, onmogelijk gemaakt te worden. En dat vind ik op allerlei manieren gevaarlijk.]

P.210 e.v. doet het bovenstaande nog eens dunnetjes over in de vorm van een heel goede samenvatting over de positie van Lacan binnen de traditie.