>>>  Laatst gewijzigd: 2 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Wright 'De jezuieten' Jonathan WRIGHT
De Jezuïeten - Missie, mythen en methoden (Vert. van The Jesuits - Missions, myths and histories)
Amsterdam: Bert Bakker, 2004; 328 blzn.
ISBN: 90 3512 6394

[Wanneer je deze geschiedenis leest, weet je hoe destructief religies zijn voor iedereen die andersdenkend is en voor alles wat buiten de eigen cultuur valt. Wright schrijft vaak vergoelijkend als het gaat om 'zijn' Jezuïeten, let bij hem op het taalgebruik wanneer het gaat om de negatieve aspecten aan de activiteiten van de orde. Ik vraag me af waar dat vandaan komt. Het is het typische toedekkende taalgebruik van gelovigen. Het citaat van p.156 is hier illustratief. Maar zelfs Wright kan de kwalijke kanten aan de SJ moeilijk ontkennen.]

De Jezuïeten (Societas Jesu, gesticht door Ignatius van Loyola, officieel per 1540) waren gericht op spirituele vernieuwing in de stijl van de Moderne Devotie (Loyola's 'Geestelijke oefeningen') en op verdediging van het katholieke geloof tegen de Reformatie (de Contra-Reformatie). De SJ had een bijna militaire organisatie, waarin discipline en fysieke gezondheid bijzonder belangrijk waren om het vol te houden. Van de andere kant werden talenten en intelligentie ook bijzonder belangrijk gevonden. Het was een bij uitstek wereldse orde.

Voor die verdediging van het katholieke geloof gebruikten ze alle middelen:

Ze verwierven zich maatschappelijk dus een belangrijke positie, speelden een grote rol in de educatie van de (bovenlaag van de) samenleving, ze waren belangrijk voor wetenschap en kunst, bv. door hun rapporten over de reizen die ze maakten naar onontdekte gebieden met hun waarnemingen van de volkeren en hun gewoonten. Ze hadden door hun populariteit en invloed tegelijkertijd veel vijanden.

De kritiek op de jezuïeten nam in de 18e eeuw hand over hand toe: ze werden steeds vaker vervolgd, verbannen en uitgewezen door wereldlijke autoriteiten. De orde werd door de paus opgeheven in 1773. Waarschijnlijk werd de orde door de paus geslachtofferd zodat hij zelf politieke winst kon boeken. Vanwege de rol van de Jezuïeten in het onderwijs en de wetenschap betekende dat onder andere ook dat 728 jezuïtische onderwijsinstellingen werden gesloten, 600 jezuïetische bibliotheken werden verzegeld en driekwart van een half miljoen boeken werd als oud papier verkocht (221).

Een aantal aardige uitspraken

"Al bijna vijf eeuwen lang bekleden de jezuïeten een turbulente maar invloedrijke positie in de wereldgeschiedenis, en niet alleen als evangelist, theoloog of priester tussen God en mensen. Ze waren elegante hovelingen in Parijs, Peking en Praag die vorsten adviseerden wanneer ze moesten trouwen en en wanneer en hoe ze ten oorlog moesten trekken, dienden als astronoom voor Chinese keizers, of waren als aalmoezenier werkzaam in het Japanse leger dat Korea binnenviel."(15)

"Er was sprake van een jezuïtisch wereldbeeld: de stelregel zich niet op te sluiten in het klooster, maar betrokken te zijn bij de drukte en bedrijvigheid van het katholieke leven. In tegenstelling tot andere wereldse ordes probeerden jezuïeten vaak opzettelijk hun kerken en communiteiten te vestigen vlak bij de drukste verkeersadeers in een stad."(54)

"Jezuïeten maakten inderdaad gebruik van hun relatie met koloniale, onderdrukkende machten, maar ze namen ook de tijd en de moeite om de ergste uitwassen daarvan te bekritiseren. Soms gebruikten ze overredingskracht, andere keren brute kracht. Ze namen ook hun toevlucht tot opportunistische tactieken, en niet alleen in landen als China en Japan, maar deden dat meestal in geringe, weloverwogen mate."(100)

"Niettemin [ondanks allerlei problemen door concurrentie tussen de kolonisatoren] waren er tal van voordelen te halen uit het imperialisme. De jezuïeten buitten op geraffineerde wijze de angst en het ontzag uit die inheemse volken voor de Europese indringers voelden, en bovendien verguldden zij schaamteloos de bittere pil der bekering met beloften betreffende toetreding tot Europese militaire of commerciële federaties."(111)

"De band tussen de jezuïtische evangelisatie en het imperialisme was voor iedereen zonneklaar, en zou nog sterker benadrukt worden door door de sluwe en kwaadaardige manier waarop de wereldlijke autoriteiten de moordenaars van de jezuïeten aanpakten."(113)

"Voor het grootste deel mislukte of haperde de missie omdat de bewoners van India, China of Nouvelle France helemaal geen nieuw geloof door de strot geduwd wilden krijgen. Ze waren tevreden met hun eigen vertrouwde goden, hun moraalsysteem en hun overgangsriten. Jezuïeten hadden moeite om dit te bevatten. Het kwam hun als ongeloofwaardig voor dat iemand niet de kans zou willen aangrijpen met beide handen zich het ene ware geloof eigen te maken en afgoderij en bijgeloof af te zweren. Toen het ongeloofwaardige toch gebeurde, wat zo vaak het geval was, weten jezuïeten het aan de koppigheid of stompzinnigheid van de inheemse bevolking, of aan het werk van de duivel."(127)

"Bij andere gelegenheden was het gedrag van jezuïeten misschien minder vroom geweest. Leden van de Sociëteit maakten zich inderdaad schuldig aan intrige en machtshonger, maar ze waren niet de enigen. Franciscanen, dominicanen, lutherse predikanten en calvinistische theologen waren net zo tuk op prestige en manipulatie, omdat georganiseerde godsdienst, althans voor een deel, altijd een kwestie van politiek is."(156)

"Er zijn regelrechte boeven onder de jezuïeten geweest, jezuïeten met een onbetamelijke ambitie, jezuïeten die liever politiek bedreven dan predikten, maar om alle leden van de Sociëteit te vangen onder een 'isme' - het slinkse, onbetrouwbare, bloeddorstige, wrede en nietsontziende imago van het jezuïetisme - is intellectueel gezien net zo verkeerd als het met de mantel der liefde bedekken van de keren dat een of andere jezuïet zondigde, struikelde of zijn wereldse behoeften bevredigde."(158)

"Pauselijke kritiek op de moderne beschaving was een monster met vele koppen. De unieke rol van het katholicisme werd enthousiast verdedigd. Suggesties dat de katholieke kerk geen eeuwige rechten had, dat het aan de civiele overheden was om de status van de kerk te bepalen, of het idee dat politiek en samenleving konden worden bestuurd zonder verwijzing naar God of religie, werden verbitterd van de hand gewezen. Er werd gevreesd voor het afschuwelijke en steeds dreigender wordende gevaar dat Europa zou vervallen tot een chaos van indifferentisme. Was het niet absurd te veronderstellen dat iedereen zomaar mocht zeggen tot welk geloof het licht van de rede hem aanleiding gaf, of dat er verlossing mogelijk was buiten de katholieke traditie, of dat vrijheid van geweten, godsdienst en meningsuiting onvervreemdbare rechten waren?"(254)