>>>  Laatst gewijzigd: 15 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Nijk 'Handelen en verbeteren' A.J. NIJK
Handelen en verbeteren - Wijsgerig-andragologische voorstudiën
Amsterdam / Meppel: Boom, 1984; 180 blzn.
ISBN 90 6009 5448

[Dit boek van Nijk is uit zijn nalatenschap samengesteld. Wat een afschuwelijke titel hebben ze het meegegeven!]

Hoofdstuk 1

1.1 geeft aan dat Nijk de notie 'verbeteren' - waar deze samenleving vol van is - wil verbeteren door haar aan handelen te koppelen. Handelen is in de kern namelijk altijd verbeteren.

1.2 Het handelen krijgt in de filosofische antropologie steeds meer nadruk als een thema dat het eigene van mens-zijn (tegenover bv. dier-zijn) weergeeft. Bij Kant wordt het begrip gekoppeld aan vrijheid en rede:

"Wat Kant intrigeert is het merkwaardige gegeven dat menselijke handelingen zonder twijfel onderworpen zijn aan de wetten van de causaliteit, terwijl we die handelingen toch alleen maar kunnen begrijpen, wanneer we er van uitgaan dat ze in vrijheid zijn verricht."(17).

1.3 bespreekt het gegeven dat het thema handelen pas zo laat, zo'n twee eeuwen geleden, 'tot reflectie is gekomen'. De houding tegenover het vermogen om te handelen varieert van overmoed tot angst. Je kunt dat koppelen aan ideologieën die de handelingscompetentie van mensen ontkennen (godsdienst, poltieke elites), dan wel aan emanciperende ideologieën die het handelingsvermogen van álle mensen verdedigen en willen ontwikkelen tegen alle onderdrukkende ideologieën in.

1.4 Handelen is ook een kritische notie, een ontkenning van de ontkenning, in de sociale wetenschappen en de wetenschapstheoretische en methodologische reflectie daarop. De nadruk op het mechanistische model van de natuurwetenschappen - dat toegepast op mensen ook daar het handelingsmodel ontkent - heeft tot een kritiek geleid die het interpretatieschema 'handelen' weer verdedigt.

1.6 komt weer terug op 1.1, namelijk dat handelen altijd verbeteren is.

1.7 Maar er zijn dan wel drie niveaus van verbeteren:

Verbeteren I. Bijvoorbeeld eten.

"Het gaat bij dit genre verbeteren om het in stand houden, het voortdurende herstel van wat men blijkbaar als een bevredigende stand van zaken ervaart."(31)

Verbeteren II. Idem, maar dan 'slimmer', technisch, instrumenteel:

"verbeteringen hebben betrekking op de middelen, op de methoden en technieken met behulp waarvan mensen hun doeleinden realiseren."(31)

Het gaat dus niet om het veranderen van doeleinden, maar om meer efficiëntie, effectiviteit, en dergelijke.

Verbeteren III. Hier gaat het om

"een integrale verhoging van de kwaliteit van het bestaan ..."(32)

Die is minder gemakkelijk aanwijsbaar.

In onze tijd is het succes van Verbeteren II opvallend, maar in de jaren 60 / 70 zag je wel Verbeteren III in de maatschappelijke hervormingsbeweging, of in de beweging van persoonlijke groei.

1.9, 1.10, 1.11 plaatsen die drie interpretatieschema's voor handelen in de geschiedenis.

[1.12 vormt een prachtige waarderende afsluiting. Het idee is dat verbeteren I en II het handelen wel interpreteren maar ook ontkennen en afwentelen op instanties buiten de mens (god en de computer zogezegd), zodat ze de handelingscompetentie van mensen beperken en emancipatie tegenhouden.]

[Hoe kun je dan zeggen dat het daar om handelen gaat en dan nog met het idee verbeteren? Het gaat dan blijkbaar om het in stand houden van de status quo, de machtsverhoudingen, en zo, dus wat verbetert er dan?]

[Het is een beetje een rare indeling. vind ik. Het gaat mij om de laatste, en gelukkig is dat in feite bij Nijk ook zo.]

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2 gaat de lotgevallen van het begrip 'handelen' na, dat

"figureert in tientallen verhalen, welke op hun beurt verbreid, bevochten, bejubeld en verguisd zijn."(49)

[Mooi gezegd.]

2.1 In grote lijnen kan het begrip 'handelen' gekoppeld worden aan het begrip humanisme: mensen maken hun eigen leven, bevoogding is uit den boze, mondigheid, autonomie, bevrijding, democratie en emancipatie, aandacht voor het subject, de rechten van individuen, dat heeft er allemaal mee te maken. Maar de invulling kan steeds anders zijn.

2.2 haalt Arendt aan. Handelen werd door Plato / Aristoteles nog anders begrepen en werd nog niet in verband gebracht met een scheiding van denken en doen. Ook het christendom stoeide voortdurend met het begrip.

2.3 Bij de beschrijving van een geschiedenis is er sprake van doorwerking en verbreiding; oppositie; kritische transformatie gekoppeld A - het praktische leven; B - de sfeer van het wijsgerige; en C - de wetenschappelijke reflectie.

2.4 A. De verbreiding van het liberale en humanistische denken werkt door in (B) het pragmatisme en de wijsgerige antropologie (A.Gehlen, G.H.Mead), de fenomenologie (late Husserl, A.Schutz), het existentialisme (vroege Heidegger, Sartre; hoewel hun werk nooit vanuit het begrip 'handelen' gethematiseerd is hebben ze het wel over ontwerp, vrijheid, zorg en authenticiteit); en in (C) de sociologie van het sociale handelen van actoren: de 'verstehende sociologie' en het symbolisch interactionisme (Max Weber, A. Schutz, G.H.Mead).

2.5 De oppositie blijkt uit (A) alles en iedereen die gevestigde belangen wil handhaven (vaak met een beroep op de slechtheid van de mens); (B) de romantisch-conservatieve reactie die de samenleving als organisme wil zien (Herder); en (C) de organistische en positivistische tendenzen binnen de sociologie (Comte, Durkheim, uitgaande van collectieve sociale systemen en niet van individuele actoren; het sociale laat zich niet herleiden tot de handelingen en bedoelingen van individuele mensen), functionalisme (denk aan de discussie Niklas Luhmann - Habermas), systeemtheorie, structuralisme en marxisme (Foucault, Althusser), behaviorisme. Hier neemt vaak het biomorfe of technomorfe model de plaats in van het praxeomorfe model (Arendt).

2.6 De kritische transformatie blijkt met name uit het marxisme dat dicht bij het klassieke liberalisme blijft, waar handelen wordt versmald tot arbeid, maar waar ook kritiek is op handelen als versluierende ideologie. Maar ook uit de psychoanalyse waar handelen gezien wordt als menselijke interactie, communicatief handelen. Beide richtingen werken sterk door in de sfeer van het praktische leven (A) en in wetenschapsopvattingen (C).

2.7 In de filosofie (B) bestaan veel voorbeelden van denkers die zich met handelen hebben bezig gehouden. Hier Arnold Gehlen. Mensen hebben vergeleken met dieren een tekort: de mens moet handelen en zijn eigen programma ontwerpen. Maar dat is een biologische structuur die overwonnen moet worden, bv. door instituties. Subjectivisme, individualisme - daarmee emancipatie? - wijst hij af.

2.8 Ook Julian Jaynes ziet het bewustzijn als een last en de cultuur (als inperking van handelen?) als een middel om die last draaglijk te maken.

2.9 Jürgen Habermas legt een link tussen ontwikkelingspsychologie en ontwikkeling van de maatschappij, en schildert het handelen als een rationaliseringsproces, waarbij het technische handelen en het communicaiteve handelen beide belangrijk zijn. Hij is uit op een reconstructie van de handelingscompetentie van mensen, met aandacht voor de maatschappelijke organisatie van dat handelen.

2.10 Binnen de analytische filosofie treffen we de 'action philosophy' aan. Veel invloeden komen daar samen, van pragmatisme, conventionalisme, marxisme, fenomenologie, hermeneutiek, en psychologie / sociologie / antropologie. Grote namen zijn Wittgenstein, Winch, Ryle, Searle, Von Wright (lichaam-ziel-probleem, persoon) en in de meer wetenschapsfilosofische richtingen Dray, Danto, Winch, Von Wright (het beschrijven en verklaren van handelingen).

Hoofdstuk 3

Dit hoofdstuk bevat drie onvoltooid gebleven teksten over het handelen.

3.1 analyseert eerst het spreken van 'handelen', 'handeling' dat in het alledaagse leven vrij ongebruikelijk is, maar op een hoger abstractieniveau (bv. in de rechtspraak) voor komt rondom het probleem welke de regels zijn op grond waarvan wij iets van iemand als een handeling beschouwen. De betekenis die het begrip krijgt hangt natuurlijk af van de programmatische context. Bij Nijk is dat het 'verbeteren van handelen' (door handelen?). Hij wil weten

"wat de criteria zijn op grond waarvan wij vaststellen dat iemand het over een handeling heeft en niet over een gebeurtenis of over (onbewust) gedrag."(86)

Een actor is iemand aan wie een handeling wordt toegeschreven (beter zou in deze context zijn: wordt toegezegd).

Handelingen zijn niet hetzelfde als activiteiten. Men kan denken aan lichaamsbewegingen, maar dat is nogal simpel. Activiteiten - bv. fietsen - kunnen zeer complex zijn. In ieder geval: Niet elke activiteit is een handeling (functie van de bewuste aandacht) en ook het afzien van een activiteit kan een handeling zijn.

Een wezenlijk punt is de reflexiviteit:

"Wanneer we iemand een handeling toeschrijven, schrijven we hem niet alleen een activiteit toe, maar - meestal impliciet - ook het bewustzijn van die activiteit, beter gezegd: het vermogen om die activiteit onder woorden te brengen, om er een verhaal over te vertellen. We gaan ervan uit dat zijn verhaal zal kloppen met het onze."(92)

Adequaatheid en competentie kunnen ter discussie staan. Er is een cognitieve relatie van de actor tot zijn activiteit. Er is ook een affectieve relatie: de mate waarin een actor zich met zijn activiteit identificeert, door Nijk aangeduid met de term 'bevinding'. Er kan alleen sprake zijn van een handeling wanneer de actor zich in enige mate identificeert met een activiteit. Van belang is verder de omgeving (lichaam, fysieke en sociale omgeving).

3.2 Je kunt wat mensen doen beschrijven als gebeurtenissen of gedrag én als handelingen. Dat bepaalt de wetenschapsbenadering die er op losgelaten wordt: nomologisch / systeemtheoretisch dan wel hermeneutisch.

Bij de eerste is er sprake van afstand tot de actor, bij de tweede is er sprake van betrokkenheid en slechts een beperkte mate van distantie om tot de juiste actor-interpretatie te komen.

De trend gaat in de richting van het beschrijven van de menselijke werkelijkheid in termen van gebeurtenissen en gedrag, met de bijbehorende mogelijkheid tot manipulatie.

Problemen bij dit laatste kunnen zijn dat de handelingscompetentie van sommigen vergroot wordt ten koste van die van anderen, en dat mensen zich kunnen verzetten tegen die manipulatie.

"Inzicht in de verschillende manieren waarop handelen en gedrag geconditioneerd zijn en geconditioneerd kunnen raken betekent tenminste potentieel een verhoging van de handelingscompetentie."(99)

Beschrijvingen in termen van gebeurtenis zijn dus niet per se negatief voor het beschrijven in termen van handelen. De grenzen van het handelen kunnen opduiken, waarmee ze getranscendeerd kunnen worden.

Denk aan lichamelijke beperkingen, beperkingen door bezit en macht, vindingrijkheid, die de aandacht verplaatsen naar de individuele actoren die individuele mensen zijn, met ieder hun begrenzingen en weg van dé actor (in dit kader een zeer mooie uitspraak over de action theory / philosophy op p.100/101). Ook is er een begrenzing door iemands narratief repertoire of zijn er verschillende mogelijkheden in bevinding. Verbeteren van handelen is dan het verleggen van een of meer van de genoemde begrenzingen. Een mooie conclusie volgt in 3.2.10 (p.106/107).

3.3 komt terug op handelen en verbeteren. Wil men een fundamenteel interpretatieschema van menselijk handelen vinden, dan moet duidelijk zijn waarom en waartoe men wil interpreteren. Is de gerichtheid er op verbeteren (zoals in een agogische situatie), dan kan men er van uit gaan dat alle handelen begrepen kan worden als verbeteren.

Volgt een herhaling van de drie vormen van verbeteren. Bij elke handeling (ook crimineel of gek handelen) kan men zich dan afvragen welke verbetering werd beoogd. Hoe kan men het handelen van mensen zo verbeteren dat een harmonieuze samenleving mogelijk wordt? Welke kennis is nodig? Technische kennis, emancipatoire en hermeneutische kennis (hier gekoppeld aan verbetering van zingeving en nogal theologisch begrepen):

"Hermeneutiek wordt nog altijd overwegend bedreven door ideologen die meer geïnteresseerd zijn in het voortbestaan van een bepaalde traditie - met alles wat dit aan macht impliceert - dan in het verbeteren van handelen in een wereld die wordt gekenmerkt door een fragmentarisering van tradities."(119)

"De hermeneutiek heeft zich in het verleden zo krachtig geweerd, dat zij de tak waarop zij stoelde heeft doorgezaagd; in haar manifeste hedendaagse vormen is zij ongeloofwaardig en tot nieuwe adequate vormen is zij hoogstens hier en daar op weg."(119).

Nijk wil een kritische hermeneutiek.

[Het nawoord van A.J. Baart is niet altijd boeiend en bevat veel herhaling. Hij typeert de harde kern van Nijk's handelingsbegrip als volgt:]

"naar zijn wezen moet de mens steeds veranderen; hij doet dat door te handelen en ontplooit zich zo."(126)