>>>  Laatst gewijzigd: 17 januari 2022   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Op p. 9 staat een plaatje Communicatieafstanden in Europa in dagen in de 15e/16e eeuw. Het merkwaardige is dan meteen dat ik meer geïnteresseerd ben in de gevolgen van die afstanden dan in de eigenlijke aanpak van het boek.

Ik hoef geen mathematische modellen te hebben over de entropie van informatie, ik wil weten wat het voor mensen betekent dat je er dagen over doet om van Amsterdam naar Parijs te reizen tegenover dat je er in drie uur bent. Reizen kwam natuurlijk nauwelijks voor. De meeste mensen zagen alleen het volgende dorp, niet eens de nabije stad, laat staan een ander land. Dat betekent dat de hoeveelheid informatie die je ontvangt uit je omgeving beperkt is. Ook de postverbindingen zijn in dat opzicht interessant.

In feite heb ik het over de globalisering van informatie hier: over de verspreiding van informatie via schrijfwerk, drukwerk, maar later natuurlijk steeds meer ook via elektronische weg: telegraaf, telefoon, radio, TV, fax, Internet, SMS etc.

Mijn belangstelling ligt blijkbaar bij de leefwereld en het handelen van mensen. Bij de betekenis en de uitwerking van informatie en communicatie binnen die leefwereld (semiotiek, semantiek, pragmatiek) in samenhang met de nieuwe media die in de leefwereld een rol zijn gaan spelen. Daarom vraag ik steeds: welke boodschap, welke beelden worden gecommuniceerd naar mensen? en wat is het effect op hoe ze met elkaar handelen? Ik ben gericht op de samenleving, op de context van alle informatie en communicatie.

Ik ben veel minder geïnteresseerd in linguïstiek en logica, met andere woorden: in die formalisering van informatie en communicatie. De laatste alinea van het citaat op p. 21 is typisch: juist daarom gaat het merendeel van onderzoekers weer op de tour van wiskundige modellen etc, omdat dat in de academische wereld geaccepteerd wordt en indruk maakt. Maar deze inperking is meteen ook het einde van alle uitwerkingen voor mens en maatschappij zoals bij AI vroeger al zo gebleken is. Geen gevoel voor context en dus naïeve ideeën over kennisverwerving.

Voorkant VanPeursen 'Informatie' C.A. van PEURSEN / C.P. BERTELS / D. NAUTA
Informatie - Een interdisciplinaire studie
Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1968; Aulaboeken 356

"Een algemene theorie der informatie werd een methodisch hulpmiddel om communicatie van zeer uiteenlopende aard onder één noemer te brengen. Het ontstaan van de informatietheorie als een methodisch middel om processen van communicatie op zeer onderscheidende gebieden (techniek, biochemie, sociale wetenschappen) te analyseren biedt de mogelijkheid om meer fundamentele problemen, van wijsgerige en methodologische aard, aan te vatten. Zo bleek het begrip 'informatie' samen te hangen met andere, zoals thermodynamische waarschijnlijkheid (entropie), code, genetische code, aanpassing, leren, structuur, sociale ordening, enz. Een aantal klassieke vraagstukken, zoals causaliteit / finaliteit, natuur / cultuur, mens / machine komen daarbij aan de orde."(p.10-11)

Deel 1: Informatie en tekens

Altijd al boeiend gevonden. De trits

Afzender == Teken == Inhoud == Ontvanger == Interpretator == Dispositie == Context == Effect

op p.16 is op de ondergrond van alle informatieuitwisseling dan wel communicatie. Overigens wordt die trits niet verder toegelicht. Op p.35 staat een meer technische:

Uitzender / bron (Codering) == Kanaal (Ruis) == Ontvanger (Decodering)

De codering is de omzetting in de taal van de communicatiemachine, de decodering natuurlijk het omgekeerde proces. Ruis is iets van de communicatiemachine die tijdelijk als fysische drager van de boodschap fungeert (los van de inhoud en betekenis van de boodschap). Schema op p.20 vat de disciplines goed samen (plaatje).

"Het voorgaande kan ook op andere manier geformuleerd worden. Informatie, naar haar uitwerking beschouwd, dus onder het aspect van de pragmatiek benaderd, functioneert in eerste instantie als oriëntatie binnen de leefwereld en is dan ook nauw verbonden aan kennis die onderdeel vormt van het handelen.

Informatie, vooral naar haar betekenis beschouwd, dus onder het aspect van de semantiek benaderd, functioneert in eerste instantie als verwijzing naar toedrachten ('Sachverhalte', standen van zaken) in de wereld en is dan ook nauw verbonden aan beschrijvende kennis.

Informatie, naar haar formele structuur en meetbaarheid beschouwd, dus onder het aspect der syntaxis benaderd, functioneert in eerste instantie als maat van reguleerbaarheid en berekenbaarheid en is dan ook nauw verbonden aan operationele kennis, d.w.z. kennis, die niet door de verwijzende betekenis ('Bedeutung', 'meaning of reference', denotatie), maar door het vaststellen van combinatieregels voor tekens tot stand komt ('Sinn', 'logical meaning', connotatie).

Het laatste heeft men het beste in de hand, daar dit nagenoeg geheel door ondubbelzinnige uitspraken gereguleerd kan worden. Zulke afspraken kunnen dan weer in een mechanisme ('computer') gerealiseerd worden."(p.21)

Deel 4: Informatie en techniek

[Deel 2 en 3 vind ik niet zo interessant. Deel 4 over techniek ligt dichter bij mijn belangstelling al is dat een beetje verouderd. Een citaat:]

"Materie-, energie- en informatietechniek kunnen beschouwd worden als verlengstukken van het menselijke organisme, waardoor een verhoogde adaptatie aan het milieu ontstaat. De techniek kan, zoals o.a. L. MUMFORD en F. MEYER betoogd hebben, als een middel gezien worden in de levensevolutie, waarbij niet allereerst meer het eigen organisme gemodelleerd en getransformeerd wordt, teneinde zijn greep op het milieu te vergroten, maar waarbij delen van dat milieu omgevormd worden om als werktuigen de levensevolutie dienstbaar te zijn. Men heeft dit wel de biologische dimensie van de techniek genoemd.

Bekijkt men de technische instrumenten van de kant van de mens zoals hierboven door ze te zien als exteriorisering van menselijke functies, dan gaat men het werktuig zien als een 'technische hand', de machine (of motor) als een 'technisch hart' en de informaat als een 'technisch hoofd'. De hiervóór besproken instrumenten zijn eigenlijk geen stukjes vermenselijkte natuur, maar veruitwendigde mens. Men zou zelfs, zoals de wijsgeer H. BERGSON deed, van het engere (het eigen organisme) en het vergrote lichaam (de techniek) van de mens kunnen spreken.

Omgekeerd kan men echter ook een antropologie opstellen vanuit de techniek, waarbij men de hand en daarmee heel de musculatuur gaat zien als een 'biologisch werktuig', het hart (en daarmee heel het proces van energieverwerking en -overdracht in het lichaam) als een 'biologische motor', en het hoofd (de informatieverwerking in het centrale zenuwstelsel) als een 'neuronale informaat'. Bij dit alles moeten we nooit uit het oog verliezen, dat het om analogieën en simulaties gaat: analoge functies worden op kunstmatige wijze gerealiseerd. Daarbij is de structuur irrelevant. Hierbij is men gewend de in de bioculturele evolutie gerealiseerde functies 'natuurlijke functies' te noemen en de technisch ontwikkelde functies aan te duiden als 'kunstmatig gerealiseerde functies'."(p.143)

[Deel 5 over ethiek en zo ook niet om over naar huis te schrijven.]