>>>  Laatst gewijzigd: 17 januari 2022   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Ik begon wat aarzelend aan dit boek van Roszak. Simpelweg vanwege het bedenkelijke niveau van zijn andere boek van een jaar of tien eerder: De opkomst van een tegencultuur. Maar dit boek lijkt een stuk degelijker.

Wat betreft ICT in het onderwijs: de achtergrond is Amerikaans en misschien is Roszak iets te 'reactionair'. Desondanks is inmiddels gebleken dat de geschilderde ontwikkelingen wereldwijd hebben plaatsgevonden en dat het middel computer het onderwijs veel geld en energie kost zonder dat de meerwaarde zo helder is. Dat geld en die energie worden niet besteed aan andere zaken en dat gaat dus ten koste van die andere zaken. Ik heb het zelf als leraar ook allemaal zien gebeuren en ik kan heel goed volgen wat Roszak bedoelt. We moeten ons afvragen wat er door de inzet van dit soort technische middelen verloren gaat. Vooral ook omdat er nog steeds geen visie op ict en onderwijs lijkt te zijn. Wat wordt er op dit terrein aan onderzoek gedaan, vooral wat betreft het basis- en middelbaar onderwijs?

Maar het is ook niet helemaal zoals Roszak schetst. De vergaande commercialisering die hij beschrijft is er misschien in de V.S., maar minder in Europa. En het is toch ook weer niet zo dat studenten alleen nog maar achter een computer kruipen en niet meer met elkaar en de wereld bezig zijn. Onderzoeken laten ook positieve zaken zien aan 'gamen', gebruik van Internet, en zo verder.

Ik weet niet of er op dit terrein moderne filosofische studies zijn die een meer hedendaagse inschatting maken van de rol van ICT in het onderwijs en het leven van jongeren. Waarschijnlijk wel. Mischien kom ik ze nog tegen. Zeker is dat er met 25 jaar meer ervaring met ICT als middel een genuanceerder beeld gegeven moet kunnen worden.

Wat Roszak bijvoorbeeld schrijft over de slechte kwaliteit van computeranimaties is typisch tijdgebonden: met de huidige grafische mogelijkheden van computers is de weergave van beweging bijna levensecht. Het is daarom altijd gevaarlijk kritiek te schrijven die afhankelijk is van de stand van zaken van techniek op een bepaald moment. Maar van de andere kant: er is een algemener niveau in Roszak's kritische opmerkingen waarover het waard is steeds weer opnieuw na te denken.

Voorkant Roszak 'Cult of information' Theodore ROSZAK
De informatiecultus - Computerfolklore en de kunst van het denken (Nederlandse vertaling van The cult of information - The folklore of computers and the true art of thinking)
Amsterdam: Meulenhof Informatief, 1986; 276 blz.
ISBN 90 2909 6969

(7) Inleiding

Roszak bekritizeert - al in 1986 - meteen in de inleiding de pretenties rondom computers, het vage gebruik van termen als 'informatie', en hoe mensen die er belang bij hebben uit honger naar macht en uit winstbejag manipuleren met metaforen als 'dat computers kunnen denken'. Hij heeft het over 'reclameretoriek' en 'commerciële propaganda'. Steeds denkt hij daarbij ook aan de slechte invloed van dat soort dingen op opvoeding en onderwijs.

"Het is verleidelijk voor de ontwerpers en bouwers van de computers om hieruit [het gemak waarmee je - in tegenstelling tot het menselijk brein - computers uit elkaar kunt halen en in elkaar kunt zetten - GdG] de conclusie te trekken dat computers ons dus iets kunnen leren over onszelf, ja dat de computer kan dienen als een model voor het menselijk brein, dat in dat geval wordt beschouwd als een informatieverwerkend systeem, en misschien niet eens zo'n goed systeem als de computer.

De kern van mijn betoog is dat er een wezenlijk verschil is tussen wat machines doen wanneer ze informatie verwerken en wat het menselijk btrein doet wanneer het denkt. (...) Dank zij de cultachtige mystiek echter waarmee de computer is omgeven, vervaagt de grens tussen mens en machine."(9)

(13) 1. 'Inlichtingen, alstublieft'

'Informatie' stond in eerste instantie voor 'inlichtingen', voor losse feitjes die niets met elkaar te maken hadden. In het kader van de bureaucratisering van de samenleving nam het verzamelen van dat soort informatie wel snel toe, maar het image van de informatieverzamelaars was er een van stoffigheid, ook na de invoering van allerlei machines (zoals de ponsmachine) om het verwerken van al die informatie mogelijk te maken. Het is eigenlijk merkwaardig dat met de komst van de computer de status van informatie steeg en er ineens iets ontstond als het idealiseren van zo'n machine.

Wiener's cybernetica speelde daarin een rol vanaf 1948. Vanaf 1955 komt de AI op. AI-mensen als Newell en Simon zijn eindeloos optimistisch over de mogelijkheden van computers, Wiener is dat niet en ziet ook de bedreigingen. Zijn boek van 1950 The human use of human beings wil als het geweten gaan fungeren rondom informatietechnologie.

In 1948 verscheen ook Claude Shannon's artikel A mathematical theory of communication, met een benadering van informatie en communicatie die puur technisch was, heel geschikt voor de elektrotechniek, maar niets meer te maken had met de termen in het alledaagse taalgebruik.

"In zijn theorie heeft informatie niets meer te maken met de semantische inhoud van mededelingen."(22)

Wat niet alleen tot verwarring leidt, maar ook tot vervlakking. Omdat in die opvatting technisch gezien alles 'informatie' is wat je kunt oversturen, is het inhoudelijk semantisch onderscheid tussen verschillende boodschappen niet van belang. Je ziet daardoor ontstaan dat neurologen het bijvoorbeeld hebben over de informatie die een zenuwcel doorgeeft. De hele biologie heeft - sinds de ontdekking van het DNA door Watson en Crick in 1952, dus in dezelfde periode - sterke aansluiting gevonden bij de ideeën van de informatietheorie.

"Dank zij het enorme succes van de informatietheorie leven we in een tijd waarin de communicatietechnieken zich bliksemsnel ontwikkelen, maar wat mensen tegen elkaar te zeggen hebben met behulp van die techniek heeft geen vergelijkbare verbetering ondergaan. Door het bestaan van een dergelijke ingenieuze techniek is het echter maar al te verleidelijk te denken dat, omdat we de mogelijkheid hebben steeds meer elektronische bits steeds sneller naar steeds meer mensen over te seinen, we een reële culturele vooruitgang hebben geboekt - en dat de essentie van die vooruitgang de informatietechnologie is."(27-28)

"In de loop van de jaren vijftig werd informatie geleidelijk aan geïidentificeerd met het geheim van het leven. In de jaren zeventig had het een nog verhevener status bereikt. Het was tot economische waar gepromoveerd - en, zoals we hebben gezien, 'het kostbaarste economische goed. In elke sector'."(32)

(33) 2. De informatiesjacheraars

John Naisbitt (Megatrends) en Alvin Toffler (The third wave) kwamen met termen als de ; informatieeconomie' en het 'informatietijdperk', waarbij 'informatie' vrijwel gelijk geschakeld wordt met 'kennis'. Roszak zegt over deze twee boeken:

"Dit soort boeken behoort tot het immens populaire genre van contemporaine lectuur die futurologie wordt genoemd, een flodderige combinatie van potjessociologie, weekendbijlagejournalistiek en koffiedikkijken."(33)

[Leuk. Jammer is wel dat het vervolg alleen gaat over de Amerikaanse politiek en economie. Daar heb je het weer. Onderstaande opmerkingen over dat typiscje optimisme moet je toch ook erg zien in relatie tot die V.S.-situatie, in Europa was men toch iets kritischer over de relaties binnen het militair-industrieel-complex.]

Naar aanleiding van een reeks interviews die Roszak hield in verband met een ander boek van hem, constateert hij:

"Als het over de mogelijkheden van de computer ging, had iedereen de neiging verschrikkelijk te overdrijven. (...) Het werd mij al gauw duidelijk wat de bron van dat optimisme was en waarom ik zo veel moeite had aan realistische voorspellingen over de toekomst van de computer te komen. Al die mensen - zowel de academici als de deskundigen uit het bedrijfsleven - waren afhankelijk van de informatie-economie. Ze werkten rechtstreeks voor de bedrijven in die sector, of indirect als adviseur, of ze waren betrokken bij universitaire onderzoeksprogramma's die voor een groot deel gefinancierd werden door die ondernemingen, of door de militaire opdrachtgevers van die ondernemingen. (...) Om kort te gaan, de deskundigen hielden verkooppraatjes."(44-45)

De beelden die opgeroepen worden zijn die van het papierloze volledig geautomatiseerde kantoor, de automatisering van huis en huishouden via informatienetwerken en robots. Daarnaast worden computers ge-antropomorfiseerd: ze hebben een geheugen (dat beter is dan van mensen), kunnen beter analyseren en oplossen, zijn uitteindelijk gewoon intelligenter dan mensen. Naast genoemde auteurs wordt ook Pamela McCorduck genoemd. Mensen maakten sterke machines (stoommachine, verbrandingsmotor) en knappe machines (uurwerken, regelaars, automaten). Het ontzag voor knappe machines is vele malen groter dan voor sterke machines.

"Daarin schuilt het reële gevaar dat we het slachtoffer worden van een technologische idolatrie en toestaan dat een uitvinding van onze eigen hand het beeld wordt waaraan we onszelf en de wereld om ons heen spiegelen. De computer vertegenwoordigt de laatste fase in de wetenschappelijke dweperij met mechanistische metaforen die zijn ontleend aan knappe machines."(55)

"Vaak wordt vooruitgang geboekt door het uitwerken van metaforen, waarbij het ene vakgebied concepten van het andere leent om nieuwe inzichten te verkrijgen. Maar op een bepaald punt slaat het metaforische denken om in doodgewoon slecht denken. Dat punt is bereikt wanneer metaforen niet meer dienen als verklarende sjablonen, maar letterlijk worden genomen."(59)

"...ik denk dat de huidige dweperij met de computer en zijn voornaamste produkt, informatie, een kritischer respons verdient. De reden hiervoor is dat de computer op zo ingenieuze wijze de menselijke intelligentie nabootst dat het vertrouwen in ons eigen mentale kunnen er aanzienlijk door kan worden ondermijnd. Het is echter het menselijk verstand dat over alles, ook over de computer, na moet denken."(61)

(62) 3. Het verborgen curriculum

Over de wereldwijde trend computers in de klas te brengen. Daar wordt ook door overheden een hoop geld ingestoken, wat vaak ten koste gaat van de salarissen van onderwijzers en leraren, van biibliotheken en andere faciliteiten, enz. Een en ander wordt begeleid met mythes over de 'natuurlijke affiniteit van kinderen met computers' die hun ouders niet meer kunnen volgen, over de noodzaak van computergeletterdheid, en zo verder. Er is geen duidelijk idee over

"of de scholen moeten onderwijzen over de computer, door de computer, of metbehulp van de computer."(66)

Onderzoek laat zien dat de kwaliteit van de eductatieve programma's vaak schokkend slecht is. Goede programma's van de andere kant zijn duur en het gebruik ervan kost per leerling veel tijd. Er is geen enkele visie op dit soort dingen en desondanks staan al overal computers in de klas en worden ze ingezet omdat ze er nu eenmaal zijn.

"Wat de computer de onderwijzer uit handen neemt is zijn baan. En dat is jammer. Want zelfs op het lage niveau van drillen en repeteren is het altijd beter een menselijk wezen bij de hand te hebben die steun kan geven met een glimlach hier, een grapje daar, een vriendelijk knikje of een knipoog, en die aan het blozen en gehakkel van sommige leerlingen kan zien wat de aard van de leermoeilijkheid is. En spreekt dit alles eigenlijk niet vanzelf? Waarom vergeten we het dan zodra de computer om de hoek komt kijken?"(70)

Aan de universiteiten (andere financiering) is het anders, maar niet echt anders. De uitgaven voor ICT lopen in de tientallen miljoenen. Bestuurders vallen voor dezelfde commerciële verkooppraatjes en voor dezelfde mythen rondom een stuk techniek. Ze zijn bang om de boot te missen.

"Het is moeilijk in de geschiedenis één voorbeeld te vinden van een industrie die zo agressief het onderwijs is binnengedrongen - en die daarbij ook nog zo'n enthousiast onthaal (of zo'n timide overgave) heeft ontmoet"(77)

"Het is in principe gewoon verkeerd om onze onderwijsprioriteiten te laten bepalen door mensen die daar commercieel belang bij hebben."(81)

(91) 4. Het programma binnen het programma

Over Seymour Papert's Logo-programma waaraan naar zijn zeggen wel een visie op onderwijs en opvoeding ten grondslag ligt. Roszak gelooft er niet in. Hij bekritizeert de neiging Logo te idealiseren. Het programma is te beperkend, je kunt er eindeloos veel heel zinnige dingen niet mee doen. Ook Logo leidt daarom tot een verschraling van het onderwijs aan kinderen.

(108) 5. Over ideeën en data

Roszak bekritizeert hier de nadruk die steeds meer komt te liggen op 'informatie' als losse feitjes, terwijl naar zijn smaak de nadruk juist zou moeten liggen op inspirende ideeën met een meer algemeen karakter. Zijn stelling is dat informatie niet zo maar in kennis verandert, dat daarvoor creatieve verbeelding en ideeën nodig zijn.

"De economische politiek is nu al vergeven van de statistische fantomen die voornamelijk tot doel hebben fundamentele kwesties van waarde, doel en rechtvaardigheid te verdoezelen. Welke bijdrage heeft de computer aan deze toestand geleverd? Hij heeft de vloed van getallen alleen maar vergroot en een stroom van misleidende en bedrieglijke informatie vanuit de departementen en directiekamers over ons uitgestort. Maar het ergste is dat door de nadruk die de computer legt op informatie, er uiteindelijk geen ruimte meer zal zijn voor nieuwe ideeën, de intellectuele bron waaruit de feiten voortspruiten"(130)

[Roszak is hier wat oppervlakkig en het antropomorfiserende taalgebruik - de computer stort over ons uit, de computer legt de nadruk op - is verkeerd. Bovendien is hij duidelijk bezig bepaalde waarden en normen naar voren te brengen. Maar het is wel een interessante kwestie. En het is zeker waar dat er op de ondergrond stiekem allerlei waarden en normen naar voren worden geschoven door de mensen die computers voor van alles en nog wat inzetten En je mag je inderdaad afvragen of die zo verdedigbaar zijn.]

[In feite is dit de bekende kritiek op een benadering van kennis waarbij het steeds meer gaat om kwantiteiten en geïsoleerde feiten. Het typische karakter van computers is dat ze kunnen rekenen. Door ze voortdurend voor alles in te willen zettten, leidt dat gebruik van ICT tot een soort van selectieve waarneming of kokervisie. Je zou kunnen zeggen dat het de trend versterkt naar het bedrijven van wetenschap in de empirisch-analytische traditie. Dat heeft inderdaad een onderliggend systeem van waarden: als het maar 'exact' en 'logisch' en 'wiskundig' is, is het goed.]

[Computers kunnen niet interpreteren en hebben weinig idee van situatie en context, ze kunnen daarom niet dezelfde rol spelen in hermeneutische wetenschapsmethoden. Zelfs de zogenoemde 'kwalitatieve methoden' lopen dan toch weer uit op tabellen met cijfers.]

(131) 6. Computers en de zuivere rede

Computers hebben principieel twee functies. Ze kunnen informatie / gegevens opslaan en bootsen in die zin het menselijk geheugen na. Ze kunnen informatie / gegevens verwerken en bootsen daarmee de menselijke rede / geest. Dat laatste komt samen met de eeuwenoude overwaardering van logica en wiskunde. Mentale processen zijn echter geen (of niet alleen) computatieprocessen. En formele processen hebben niet heel veel te maken met de werkelijkheid om ons heen. Het nut van formele systemen is alleen al om die reden beperkt tot wat formeel aan te pakken is.

"Het is echter precies die onjuiste interpretatie die het prestige van de computer zo opvijzelt, want men veronderstelt nu gemakkelijk dat wat uit een computer komt de ijzeren zekerheid heeft van de exacte wiskunde. (...) Het mathematische model van absolute zekerheid behoort tot de onsterfelijke heilsverlangens van de menselijke soort. De meeste wetenschappers mogen dan onverschillig staan (of doen) tegenover de eeuwenoude magie van de wiskunde, de platonische droom leeft nog steeds voort en is nergens zo springlevend als in de informatiecultus."(135-136)

Kritiek op de pretenties en de reclamerethoriek van de AI.

"Uit dit soort onderzoek [simulaties van de werkelijkheid] komt een ironische, maar tegelijk significante waarheid naar voren: het belangrijkste dat AI en de cognitieve psychologie hiermee bewijzen is misschien wel de grote beperktheid van formeel logische operaties ten aanzien van een hele reeks problemen in de dagelijkse werkelijkheid. Het schijnt dat we het grootste deel van onze activiteiten zonder effectieve procedures afdoen. (...) Dit veronderstelt dat er een radicaal verschil is tussen de manier waarop een machine denken simuleert en de manier waarop mensen in werkelijkheid denken. Het zou zelfs wel eens kunnen zijn dat die discrepantie ook aanwezig is op de gebieden - zoals wiskunde en schaken - waar de computer zijn meest indrukwekkende prestaites levert."(150)

"Het denkbeeld van machinale interpretatie is niet alleen fantastisch, het is ronduit absurd. Interpretatie is het exclusieve domein van de levende geest, op dezelfde manier als geboorte alleen betrekking heeft op een levend wezen. Toegepast op iets anders dan de levende geest wordt 'interpretatie' wat 'geboorte' wordt als het geen betrekking heeft op een levend organisme: een metafoor. Maar Feigenbaum en McCorduck bedoelen het niet figuurlijk."(157)

(161) 7. De computer en de tegencultuur

Er waren verschillende pogingen van sociaal bewuste computerenthousiastelingen om een bres te slaan in de industrie (IBM!) van centraal beheerde computersystemen (mainframes, minicomputers). De computer moest beschikbaar komen voor het volk. Gemeenschapscentra als Resource One en Community Memory waren een eerste stap. Maar de grootste invloed ging uit van groepen sociale randfiguren, technofielen, halve hippies, guerilla-hackers in wat later Silicon Valley werd en van de opkomst van de computers voor thuisgebruik. De sfeer daar was anti-autoritair, anti-centraal, anti-systeem, anti-militair, pro-vrijheid. Politieke rebellie, science fiction, kleinschaligheid, vriendelijke technologie speelden een grote rol. Vandaar: 'tegenculruur'. Maar na tien jaar was heel het idealisme verdwenen en bepaalde de groot-industrie de situatie op ICT-vlak weer.

[Zie voor een meer gedetailleerde uitwerking van de geschiedenis van deze periode (mijn samenvatting van) Freiberger-Swaine Fire in the valley.]

(184) 8. De politiek van de informatie

Over het beeld dat de computer de democratie zal versterken door mensen toegang te geven tot bergen informatie.

"De machine die een overvloed aan gegevens toegankelijk kan maken voor iedereen in zijn eigen huis, wordt verondersteld een bevrijdende kracht te zijn."(190)

Maar we kunnen niet om ons eigen kritische oordeel heen, vindt Roszak. Omdat je ook een te veel aan informatie kunt hebben en dan door de bomen het bos niet meer ziet. Kwantiteit is nog geen kwaliteit. Meer informatie leidt nog niet tot een beter begrip. Mensen zijn vaak niet in staat te beoordelen op basis van welke criteria informatiebronnen zijn samengesteld, ze weten niet wat is opgenomen en wat is weggelaten, ze weten niet wat betrouwbaar is en wat aanvechtbaar, ze zien niet de politieke strategie:

"Wat computerenthousiasten over het hoofd zien, is dat de informatieberg niet de een of andere onvoorziene, toevallige overproduktie is, zoals een meeevallende graanoogst, maar een sociale beheersstrategie die doelbewust en vakkundig wordt toegepast. (...) Het is niet nieuw dat regeringen bezwijken voor de verleiding om te liegen en bedriegen. Maar bedriegen door het publiek vol te stampen met meer verdraaide informatie dan het kan verwerken, is beslist een nieuwe en uiterst effectieve truc die zonder de computer nauwelijks mogelijk zou zijn geweest."(193-194)

Ook de opkomst van allerlei computernetwerken garandeert niets voor de democratie, omdat het ook de opkomst betekent van allerlei zinloos gebabbel. Ook hier geldt dat 'meer' nog niet meteen ook 'beter' betekent. Om kwaliteit te bereiken in de informatie die op mensen afkomt , is selectie op basis van ideeëen en deskundigheid nodig, zoals bibliotheken dat doen.

(208) 9. In verkeerde handen

Over twee vormen van misbruik van ICT: militair misbruik en industrieel misbruik. Die blijken in feite samen te hangen: dat wordt uitgedrukt met de term 'militair-industrieel complex'. Rationalisering, disciplinering, dehumanisering van de arbeid, aantasting van de privacy bijvoorbeeld door koppeling van gegevens en bewakingssystemen, opiniepeilingen en obsessie met cijfers, beelden zoals die in de 'games' als normaal worden voorgeschoteld, de fantasiebeelden binnen de AI waarin computers mensen voorbijstreven.

"Het is uitgesloten dat computers ooit de menselijke geest zullen evenaren of vervangen, behalve als het gaat om zulke beperkte praktische toepassingen als het ver- of bewerken van data. Het is in principe onmogelijk, omdat de metafysische vooronderstellingen waarop dat streven berust fout zijn. Maar het is natuurlijk wel altijd mogelijk de menselijke geest en zijn faculteiten zodanig te definiëren dat hij wel door machines geïmiteerd kan worden. In dat geval hebben we een mechanische karikatuur die onze geestelijke vermogens tot een lager niveau reduceert."(244-245)

(247) 10. De engel van Descartes

Nogmaals over het belang van goede en creatieve ideeën als het gaat om informatie.