>>>  Laatst gewijzigd: 28 oktober 2021   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Thomas 'Hacker Culture' Douglas THOMAS
Hacker culture
Minneapolis: University of Minnesota Press, 2002; 266 blzn.
ISBN: 08 1663 3452

[Nog een ander boek over hoe hackers zichzelf zien en hoe ze gezien worden door de samenleving. De insteek is meer die van de cultuursociologie of culturele antropologie, maar het boek is zeker ook historisch. Het is in ieder geval kritisch. De auteur is Amerikaan en zet bepaalde ontwikkelingen dus af tegen maatschappelijke verrhoudingen in de VS. In hoeverre sommige conclusies dan ook gelden voor bv. Europa is weer de vraag. Helaas is het boek niet zo goed opgebouwd, er zit heel veel herhaling in en er worden zijsporen behandeld die niet behandeld hoefden te worden om het algemene punt duidelijk te maken.]

(ix) Introduction

De eerste generatie van hackers (50er en 60er jaren, de MIT-hackers voor het gemak) zien de generatie van de 80er en 90er jaren als 'crackers'. Maar is dat verschil er echt? Wat is 'hacken' dan?

"To some, it is about exploration, learning, and fascination with the inner workings of the technology that surrounds us; to others, it is more about playing childish pranks, such as rearranging someone's Web page or displaying pornographic images on a public server. It is, in all cases, undoubtedly about the movement of what can be defined as 'boy culture' into the age of technology. Mastery of technology, independence, and confrontation with adult authority, traits that Anthony Rotundo has identified as constitutive of boy culture , all figure prominently in the construction of hacker culture."(x)

[Goed gezien, denk ik. De koppeling aan onderzoek over jongenscultuur is bijzonder interessant. Idealiseringen van de MIT-hackers ontkennen als het ware dat kinderachtige aspect aan het hacken, terwijl de feiten laten zien dat 'pranks' en puberale dwarsliggerij ook toen aan de orde van de dag waren. Dus daar zit niet zonder meer het verschil met latere generaties hackers.]

Het gaat vrijwel altijd om blanke jongens uit de voorsteden, met slechts af en toe meisjes die zich conformeren aan de waarden van die jongens. Het verschil: de MIT-hackers waren al studenten aan de universiteit, omdat dat in die tijd de plaats was waar je toegang tot computers kon hebben. Latere generaties zijn jonger omdat ze kunnen werken met PC's en modems die ze thuis hebben. Vandaaruit gebruiken ze de computernetwerken om met elkaar te communiceren en een subcultuur te vormen.

[Met andere woorden: De laatste generaties hebben nog minder fysiek contact met elkaar en daarom is ere ook minder directe sociale controle. Jongere leeftijd betekent meestal ook: minder verantwoordelijkheidsbesef. Het isolement op een kamer ergens in de voorstad maakt dat er virtueel nog harder 'geschreeuwd' moet worden om aandacht te krijgen.]

Een ander verschil: de eerste gerneratie hackers werden geïnspireerd door science-fiction-literatuur met utopische trekken. De latere subcultuur werd daarentegen met name gevormd door de cyberpunk-literatuur van mensen als Gibson, waarin hackers helden dan wel antihelden zijn, 'console cowboys', 'data jockeys', een dystopia, waar alleen telt hoe slim en getalenteerd je bent, en of je kunt winnen van anderen en anderen kunt degraderen of onderwerpen met je vaardigheden ('to own someone').

[Weer die meritocratie. Maar dat is ook niet anders ten opzichte van de eerste generaties hackers. Dat aspect van 'elkaar de loef afsteken', 'competitie' komt steeds weer terug in boeken over hackers. Het gaat er niet om dat je sociaal en vriendelijk bent, het gaat er om dat je de beste bent en wint. Dat is dus voor mijn gevoel die Amerikaanse cultuur die zo veel invloed heeft. Ik vind dat dus een verkeerde invloed.]

"The typical hacker is a white, suburban, middle-class boy, most likely in high school. He is also very likely self-motivated, technologically proficient, and easily bored. In the 1980's and even the 1990's, computers became a tool for these youths to alleviate their boredom and explore a world that provided both an intellectual challenge and excitement. But it was also a world that was forbidden - a world of predominantly male authority into which they could trespass with relative ease, where they could explore and play pranks, particularly with large institutional bodies such as the phone companies. It was a world of excitement that allowed them to escape the home and be precisely the 'noise' in the system that they had fantasized about."(xiii)

De boeken van Stoll (1989) en Hafner-Markoff (1991) en films als Tron (1982), War Games (1983), Sneakers (1992), The Net (1995), Hackers (1995) en The Matrix (1999) dramatiseerden dat bestaan op een manier die tot de verbeelding van het grote publiek sprak, maar die deze hackers ook koppelde aan criminaliteit.

"Fear was driving the popular imagination, and hackers were delighted to go along with the image. After all, what high school kid doesn't delight in the feeling that he or she rules a universe that their parents, teachers, and most adults don't understand? One thing teenagers understand is how to make their parents uncomfortable. Like loud music, teen fashion, and smoking cigarettes, hacking is a form of rebellion and a exercise of power."(xiv)

Het gedrag van hackers kan ook in samenhang gebracht worden met postmodernisme. 'Postmodern' in de zin van een geheel andere, snellere, vluchtigere kenniseconomie waarin hackers kunnen laten zien waar de grenzen liggen. 'Postmodern' ook in de zin van het zetten van vraagtekens bij waarden en normen rondom het lichaam en persoonlijke identiteit.

[Velen op internet gaan er nog van uit dat - bijvoorbeeld - iemand die zich als een vrouw voordoet ook werkelijk een vrouw is, gaan kortom uit van uitgangspunten zoals die in de echte wereld gelden en vertrouwen daar op. Hackers maken misbruik van die onervarenheid en dat vertrouwen in die virtuele wereld waarin alles en iedereen anders kan zijn dan het lijkt en lichamelijkheid en identiteit vluchtig kunnen zijn.]

Thomas wil werken met dat soort postmoderne inzichten zoals bijvoorbeeld door Foucault beschreven (genealogie, locale kritiek, analyse van discourses). Hij wil de subcultuur van hackers ook zien tegen de achtergrond van de cultuur van geheimzinnigheid ('culture of secrecy') zoals die zich sinds de 50-er jaren ontwikkelde in de Verenigde Staten.

[In dat opzicht zal de auteur dus de VS als achtergrond voor zijn analyses hebben. Je mag aannemen dat de 'cultuur van geheimzinnigheid' in de VS heel anders ligt dan in bv. Europa. Maar misschien geldt dat dus ook wel voor de jongenscultuur zoals Thomas die beschrijft.]

(1) Part I - The evolution of the hacker

Hacken is niet alleen maar een technische activiteit. Het gaat ook om de manier waarop een subcultuur omgaat met de dominante cultuur. Om waarden en normen dus.

"To understand today's hackers, it is essential to understand the history of computers and computer culture. The history of the computer is also a history of secrecy and of the machines that have made those secrets possible and even necessary. (...) The hackers I discuss in what follows are caught halfway between these two worlds. They acknowledge, but refuse to accept, the manner in which secrecy has become a part of our daily routine. They are interested in the ways that technology and secrecy interface and how that combination can be explored, exploited, and manipulated to their own advantage."(3)

(5) Chapter 1 - Hacking culture

"Hacking, as Gibson's work demonstrates, is more about the imagination, the creative uses of technology, and our ability to comment on culture than about any tool, computer, or mechanism."(5)

Het idee van de MIT-hackers dat 'informatie vrij wil zijn' en hun hele 'hacker ethiek' heeft veel te maken met de context waarbinnen zij met computers bezig waren. Het Department of Defense van de VS was namelijk de grootste geldschieter voor onderzoek aan de universiteiten. En dat onderzoek was dus altijd omgeven met grote geheimzinnigheid.

"As opposed to their forerunners, who worked exclusively in secrecy as they broke codes at Bletchley Park, hackers of the 1950s and 1960s, who worked in an environment of learning and academic freedom on university campuses, abhorred the notion of secrecy. And it was, in large part, that distaste for secrecy that led to most of the major advances that hackers would later make in the computer labs of MIT and other universities."(13)

"While the ethic belonged to the hackers, the product belonged to the Department of Defense. That conflict, which most hackers of the 1950s and 1960s were either sheltered from or in denial about, represented the ultimate irony - work produced in the climate of absolute freedom would be deployed by the military in absolute secrecy. (...)

Although these hackers were the 'heroes of the computer revolution' as Levy argues, they were also the brain trust that developed most of the hardware and software that would drive the military-industrial complex throughout the late twentieth century and create innovations that would be deployed in the name of secrecy and surveillance."(14)

[Wat in overeenstemming is met mijn oordeel over Levy als iemand die hackers romantiseert: deze MIT-hackers waren ontstellend naïef en wereldvreemd. En dat weer had veel te maken met de blanke middenklasse-achtergrond van de meesten. Ze zaten immers niet toevallig op gerenommeerde universiteiten als MIT en Harvard. Het is het beeld van de universiteit als ivoren toren, dat hier opdoemt, een organisatie die doet alsof ze buiten de maatschappij staat terwijl ze alleen maar kan bestaan in de context van overheid en commercie en dus bepaald niet waardenvrij opereert.]

"Freedom and secrecy were decontextualized to the point of solipsism. The hacker ethic, a matter of secrecy and freedom, was confined to the labs where hackers spent most of their waking hours and was naive about of ignorant of the greater context that was allowing that ethic to flourish. (...) The second generation of hackers, the hackers of the 1980s, viewed secrecy differently. Without military funding and without corporate secrets to protect, these hackers took up the spirit of the original hacker ethic, but from a point of view that fully contextualized it in terms of politics, economics, and cultural attitudes."(15)

[Deze generaties hadden dan ook de hele maatschappijkritische beweging van eind 60er, begin 70er jaren achter de rug.]

Er was ook in de tijd van de MIT-hackers al een andere groep van hackers waarvan de opvattingen en de benadering veel dichter liggen bij die van de huidige generaties: de Yippies, de tegencultuurbeweging zoals door Bruce Sterling geschilderd, met 'Al Bell' en 'Tom Edison' en de nieuwbrief TAP. Maar ook die beweging depolitiseerde toen de Vietnam-oorlog eenmaal voorbij was. TAP werd steeds technischer. Bovendien bleef de groep van MIT- en Harvard-hackers veel meer invloed hebben door alle uitvindingen die ze deden in het belang van het militair-industrieel complex en zichzelf. Met de toenemende commercialisering kwam er een einde aan het delen van informatie en kennis.

"Because they were producing the vast majority of new technology, the old-school hackers were able to maintain the illusion that they were also controlling it. Within a decade, the 'old school' had moved to Silicon Valley and started to build an industry that would look and operate increasingly less like the labs at MIT and Harvard and more like the corp[orations and organizations against which the 1960s hackers had rebelled."(17)

[Volgt een uitwerking van zaken die al in de inleiding zijn beschreven, zoals de rol van cyberpunk, van films als War Games, van bekende 'hacks' en zo verder. Het boek is niet heel goed opgebouwd, veel herhalingen ook. Een paar citaten:]

"Curiosity is precisely what threatens secrecy, and in doing so, it challenges the economic structure, the commodification, of information."(23)

"The message form the later films [Hackers en The Net van 1995] is that secrecy creates a space for the worst kinds of criminality, which, because of the culture of secrecy, can only be exposed by another type of criminality - hacking."(31)

"In essence, today's hackers argue, with a great deal of justification, that the hackers of the 1960s have become their own worst nightmare, the keepers of the secrets, those who block access to information and technology, all in the name of corporate self-interest."(34)

Inmiddels zijn computers en computernetwerken zo wijd verbreid dat allerlei mensen zich met hacken bezig houden. De hacker cultuur is verdeeld geraakt, er zijn 'white hat' en 'black hat' - hackers, er zijn 'script kiddies' en cyberterroristen. Je hoeft steeds minder te weten om te kunnen hacken: er zijn programma's voor, je kunt anderen gewoon imiteren, en zo verder. Vrijwel alle echte 'hacks' (op basis van diepgaande kennis van hardware en software, met originele inzichten) van vandaag de dag zijn legaal en dienen juist om de veiligheid van computersystemen en computernetwerken te verbeteren.

(47) Chapter 2 - Hacking as the Performance of Technoplogy: Reading the 'Hacker Manifesto'

Over de plagerijen en pesterijen van hackers, gezien als onderdeel van de jongenscultuur waarin jongens 'een guerillaoorlog voeren tegen de wereld van de volwassenen' (Anthony Rotundo).

[Ik vind dat een nogal extreme karakterisering van het gedrag van jongens in de hogere klassen van de middelbare school. Ik geloof er niet in. Of het zijn weer Amerikaanse jongens of jongens uit bepaalde milieus. Mij lijken het eerder uitzonderingen dan een cultuur.]

"... for hackers, technology is a playground. It is a space for sophomoric, outrageous, and shocking behavior. (...) Like earlier pranks, such as petty theft, trespassing, and vandalism, hacker's pranks are exercises in control. For hackers, however, they are also exercises in technological domination."(47)

[Ook dit lijkt me niet in het algemeen gelden voor deze groep. Dit soort verhalen doen het voorkomen alsof het voor jongens op die leeftijd normaal is om aan winkeldiefstal te doen, alles onder te kladderen, tramhuisjes in elkaar te trappen, en zo verder. Het is zo eindeloos generaliserend!]

"As a technological question, representations of hackers seem to be founded, transparently, on comtemporary technophobia. In literature, films, TV documentaries, and news stories, hackers are consistently positioned in a pure relationship with technology. The hacker has access to a certain set of tools, unknown, unexplored, or untapped by the rest of society, and it is the technological itself that transforms the hacker into the formless, incorporeal being who is both everywhere and nowhere, who has access to everything and everyone, who is a presence without a presence, a 'ghost in the machine'."(52)

[Volgen weer allerlei verwijzingen naar films en boeken. Dit hoofdstuk gaat regelmatig alle kanten uit. Pas op p.71 gaat het eindelijk over 'The Hacker Manifesto' zoals geschreven door The Mentor en met een andere titel verschenen in het tijdschriftje Phrack in 1985. De vele pagina's analyse zeggen niet veel meer dan dat hackers zich door volwassenen onbegrepen voelen in hun capaciteiten en zich daarom terugtrekken in een een wereld van techniek waarin hun competentie juist het enige is dat telt. En dan nog geldt het verhaal van The Mentor alleen maar in een bepaalde context en voor bepaalde jongeren, vind ik, en niet in het algemeen.]

(81) Chapter 3 - Hacking in the 1990s

In de 90er jaren ontstond er door veranderingen in het techologische landschap ('technoscape') een explosie in de populariteit van het hacken en kreeg je hackers in alle soorten en maten en leeftijden en vaardigheden [zoals al eerder aangeduid].

"As opposed to the 1980s, the widespread availibility of hacking software, access to computers, and availibility of potential targets in the 1990s has led to a new generation of hackers and hacking. Where it was once a challenge just to find a system to hack, today the Internet provides millions of interconnections to explore."(81)

In dat landschap is bijvoorbeeld het verschil tussen Windows en Linux opvallend, waar het gaat om de benadering van de eindgebruiker. Linux gaat er vanuit dat je de machine kent en verwacht dus dat de eindgebruiker om kan gaan met de complexiteit ervan, Windows verbergt juist de werking van de machine voor de eindgebruiker om het omgaan met computers eenvoudig en gemakkelijk te maken.

[Dat is niet gebonden aan Linux tegenover Windows. We hebben ook nog Apple. Bovendien zie je bij Linux ook die ontwikkeling naar gebruiksgemak voor die gebruikers die niet zo op de hoogte zijn van computertechniek en computernetwerken - denk aan distributies van Linux als Ubuntu, Mint en zo verder. Het open source - karakter van Linux is wel een fundamenteel verschil tussen Linux van de ene kant en WIndows / Apple van de andere kant.]

Linux maakte het voor hackers mogelijk eindeloos veel inzicht te krijgen in een systeemprogramma, in code, in computernetwerken, en zo verder. Linux leerde hackers ook een houding van coöperatie, van samenwerken aan het verbeteren van computerprogramma's en de veiligheid van computernetwerken.

Maar bij Windows was er geen toegang tot de code en werd er de hele tijd geheimzinnig gedaan, terwijl fouten in de veiligheid ontkend werden totdat ze niet meer vielen te ontkennen. Hackers staan dan ook vijandig tegenover een bedrijf als Microsoft en de software ervan. Maar die hypocriete aanpak leidde ook tot politisering van veel hackers: een kritische houding tegenover commercialisering en een voorliefde voor de open source - aanpak van het delen van informatie en het elkaar verder helpen in een open sfeer.

[Uitwerking van allerlei 'hacks' van software van Microsoft die dat illustreren.]

(111) Part II - Hacking Representation

Dit deel gaat over het zelfbeeld dat hackers van zichzelf neerzetten in een tijdschrift als Phrack gesteld tegenover de dominante cultuur zoals die blijkt uit hoe de media hackers beschrijven.

(115) Chapter 4 - Representing Hacker Culture: Reading Phrack

De hackers van MIT, Harvard, Cornell, studeerden samen en konden gemakkelijk allerlei informatie delen. Bij de Yippies en latere generaties hackers bestond fysieke nabijheid nauwelijks en ontstonden er nieuwsbrieven en tijdschriften als TAP en Phrack en 2600 om inzichten en ervaringen te delen met anderen. Dit soort blaadjes kon je meestal vinden op BBS-en.

Een culturele analyse van die tijdschriftjes wordt gehinderd door het overdreven en opschepperige taalgebruik van de auteurs. Ook de geheimzinnigheid die vaak gehanteerd werd maakt dat lastig.

[Het is met andere woorden heel moeilijk om de waarheid te controleren van alles wat er in die blaadjes beweerd wordt. Tegenover opschepperij kun je immers alleen maar sceptisch worden en met ongeloof reageren.]

Phrack is anders dan de andere blaadjes. Het heeft langer bestaan en droeg ook meer de 'filosofie' van de hacker uit. Het bestond alleen elektronisch (i.t.t. 2600). Het werd ook door overheidsinstanties gelezen om op de hoogte te blijven van de hacker 'underground'. Volgt een beschrijving van het E911-incident (zie Sterling's The hacker crackdown) als een gebeurtenis die een bedrijf en zijn pretenties over veiligheid en geheimzinnigheid voor gek zette en gedachten over 'copyright' ter discussie stelde. Ook andere incidenten komen aan de orde.

(141) Chapter 5 - (Not) Hackers: Subculture, Style and Media Incorporation

Je had de improviserende creatieve MIT-hackerstijl van programmeren en het gestructureerde programmeren van de gevestigde orde:

"a style that presumed that a single, superior, mathematically precise solution existed for each problem encountered"(145)

Die tegenoverstelling van manieren van programmeren en van het aanpakken van computerproblemen is eigenlijk altijd blijven bestaan.

[Volgt weer een eindeloos lang verhaal waarin allerlei films gebruikt worden om weinig aan te tonen. De film Hackers komt bijvoorbeeld uitgebreid aan de orde. Maar ik zie nog steeds geen tegenoverstelling van een zelfbeeld van hackers en het beeld van hackers in de media. Het hoofdstuk gaat ten onder in vaagheid.]

[Het beeld in films is natuurlijk het beeld zoals de regisseurs dat er op na hielden en natuurlijk worden daar zaken aangedikt en vertekend voor het effect. Alles bij elkaar genomen zie ik alleen maar een stel jongeren, meestal jongens, die zich heel puberaal zitten uit te leven door te doen wat niet echt mag en daar heel hard over schreeuwen. Alleen gebruiken ze nu de middelen van het computertijdperk. Hun graffiti is als het ware digitaal geworden. Big deal. Ik vind niet dat dat een 'jongerencultuur' of 'jongenscultuur is en al helemaal niet een 'hackercultuur'. Echte hackers, die hoor je niet namelijk, die willen niet opvallen. En dat is een stuk gevaarlijker of nuttiger dan een groepje schreeuwerige tieners.]

(173) Part III - Hacking Law

Hackers zijn actief in de virtuele ruimte waarin een menselijk lichaam niet bestaat. Het recht is echter nog steeds gebaseerd op lichamelijkheid en bezit.

Thomas analyseert met dit van Foucault afgeleide idee drie rechtszaken (tegen Kevin Mitnick, Kevin Lee Poulsen, en leden van de Legion of Doom) die in de VS tegen hackers gevoerd werden.

(177) Chapter 6 - Technology and Punishment: The Juridicial Construction of the Hacker

Heel vaak worden hackers als verslaafden aan drugs benaderd. De straf is dan het ontzeggen van het gebruik van computers, modems en dergelijke. Zoals bij Mitnick het geval was.

[Ik vind het verhaal niet zo interessant. In de eerste plaatst is dit het Amerikaanse rechtssysteem, dus het gezichtspunt is beperekt. Verder is dit ook nog het Amerikaanse rechtssysteem van vele jaren geleden. Verder wordt de rol van het lichaam à la Foucault er nogal bij gesleept. Erg postmodern, hoor, maar het geeft mijn geen nieuwe inzichten.]

[Je kunt simpelweg zeggen dat heel het rechtssysteem nog geen iota verstand had van computersystemen en computernetwerken en de virtuele ruimte. Bovendien was de wet nog niet aangepast aan al die nieuwe technische mogelijkheden en misdaden van cyberspace. Het is dus logisch dat het taalgebruik de plank vaak missloeg en dat er allerlei juridische paden bewandeld werden om hackers te straffen die voor ons gevoel vreemd aan doen.]

[De analyse is ook niet meer actueel. Inmiddels is het internationaal zo dat de wetten en de aanpak van computercriminaliteit heel wat professioneler en deskundiger geworden zijn.]

[Ik vind Thomas bovendien te simplistisch als het gaat over dat puberale jongensgedrag van hackers. Ze richten toch geen schade aan wanneer ze alleen maar rondkijken in systemen, vind hij. Oh nee? En als ik nu eens gewoon niet wil dat ze aan mijn spullen zitten en mijn privacy aantasten? Het gaat om vertrouwen: ik wil eventueel mensen toegang geven tot van alles wanneer ik zelf vind dat ik ze kan vertrouwen. Maar ik kan natuurlijk nooit toestaan dat mensen - van wie ik niet eens weet of ik ze kan vertrouwen - zich zonder mijn toestemming toegang verschaffen tot mijn huis of mijn computersysteem. Ik beslis, niet een onbekende ander. Ook dat deze hackers niet geprofiteerd hebben van hun inbraken, is niet overtuigend. Financieel misschien niet, maar wel qua kick, qua aanzien bij 'peers' misschien, en zo verder.]

[Ook die generaliserende opvattingen over de jongenscultuur komen weer terug:]

"Intially, these hackers, even as they engaged in petty vandalism, pranks, and boy games, were practicing a time-honored tradition of youth culture and rebellion. One of the most basic means by which boys express affection for one another is through a kind of 'affection through mayhem', the idea that a measure of violence between friends is actually a signal of their affection for one another, rather than their animosity."(206)

[Jongens? Welke jongens? De 'gangs' in de Amerikaanse steden? Kom zeg. Ik vind dat Thomas kritiekloos de theorietjes van Rotundo volgt. Alsof alle jongens en mannen zich als macho's gedragen.]

(220) Epilogue - Kevin Mitnick and Chris Lamprecht

[Gaat heel concreet in op een aantal aspecten van die twee rechtszaken. Ik vind dat niet interessant. Er zijn geen algemene conclusies uit te trekken.]